- Toon relaties in LiDO
- Toon wetstechnische informatie
- ...
- Druk het regelingonderdeel af
- Sla het regelingonderdeel op
Uit artikel 2 BBO volgt dat een boa slechts bevoegd kan zijn als hij bekwaam is. Artikel 16, eerste lid, BBO bepaalt dat iemand beschikt over bekwaamheid als hij de daarvoor vastgestelde basiskennis en vaardigheden bezit. Het tweede lid stelt dat ten aanzien van categorieën boa’s aanvullende bekwaamheidseisen kunnen worden gesteld in de vorm van een verzwaard examen of een opleidingsprogramma.
Basisbekwaamheid
Het basisexamen en de permanente her- en bijscholing in domein I, II, III en IV worden geëxamineerd onder auspiciën van de Stichting Exameninstelling Toezicht en Handhaving (Stichting ExTH).
Indien men slaagt voor het algemene basisexamen buitengewoon opsporingsambtenaar ontvangt men een ‘getuigschrift boa’, ondertekend door de voorzitter van de Examencommissie buitengewoon opsporingsambtenaar namens de Minister van Justitie en Veiligheid. De (beoogd) boa wordt op een aantal elementen getoetst om te bezien of hij over de basiskennis en basisvaardigheden beschikt. Het basisexamen moet in beginsel elke vijf jaar met goed gevolg worden afgelegd, tenzij in het domein sprake is van een systeem van permanente her- en bijscholing. Het examen wordt afgenomen onder verantwoordelijkheid van de door de Stichting ExTH ingestelde Examencommissie buitengewoon opsporingsambtenaar op basis van het door de Stichting ExTH opgestelde examenreglement. Dit reglement is gepubliceerd op www.exth.nl.
Het getuigschrift boa is vijf jaar geldig. Indien men binnen één jaar na het behalen van het getuigschrift een titel van opsporingsbevoegdheid aanvraagt, dan geldt de aanwijzingsperiode van vijf jaar vanaf de datum die op de akte van beëdiging staat vermeld. Vraagt men later dan één jaar na het behalen van het getuigschrift als boa een titel van opsporingsbevoegdheid aan, dan geldt echter een maximale aanwijzingsperiode tot vijf jaar na de datum die op het getuigschrift staat vermeld.
Bij overgang van de boa naar een nieuwe werkgever kan op aanvraag een nieuwe titel van opsporingsbevoegdheid worden verleend waarbij het getuigschrift zijn geldigheid behoudt. Ten aanzien van de duur van de nieuwe titel wordt uitgegaan van de resterende geldigheidsduur van de titel die eerder op basis van het nog geldige getuigschrift is verleend. Daarna moet de boa, voor de verlenging of vernieuwing van de titel van opsporingsbevoegdheid, opnieuw het getuigschrift behaald hebben (of, indien er in het domein sprake is van permanente her- en bijscholing, de bijbehorende certificaten). Indien een boa bij een overgang van werkgever ook overgaat naar een nieuw domein, dan dient de boa te voldoen aan de specifieke opleidingseisen van dit domein.
Indien in het domein sprake is van permanente her- en bijscholing geldt ten aanzien van het basisexamen boa het volgende. Het basisexamen geldt als basis in die zin dat hiermee enkel gedurende de geldigheid van het getuigschrift een akte kan worden verkregen. Na afloop van de geldigheid van het getuigschrift boa is het niet mogelijk opnieuw het basisexamen te doen en op basis daarvan een nieuwe akte aan te vragen. Voor verlenging van de akte of voor een nieuwe akte moet dan zijn voldaan aan de eis van permanente her- en bijscholing. Dit geldt ook voor boa’s die worden ingehuurd. Echter, wanneer een akte wordt aangevraagd en de laatste akte is langer dan vijf jaar geleden verlopen, wordt verondersteld dat de basis opnieuw moet worden aangeleerd en is het voor het verkrijgen van een nieuwe akte van opsporingsbevoegdheid noodzakelijk opnieuw het basisexamen boa af te leggen.
Basisbekwaamheidseisen gerelateerd aan de opsporingsbevoegdheid
De boa dient zich bewust te zijn van het type rechtsregels bij de uitvoering en handhaving waarmee hij belast is. Kennis van een aantal begrippen uit het staatsrecht is daartoe vereist.
De boa dient te functioneren binnen de voor zijn opsporingstaak vastgestelde wettelijke kaders. Dit vereist deskundigheid betreffende de organisatie van het opsporingsapparaat en meer in het bijzonder betreffende de eigen positie daarbinnen.
De wettelijk voorgeschreven samenwerking met de politie verlangt enige kennis van de taken en de organisatie van de politie.
De boa moet handelen overeenkomstig de door hem afgelegde eed of belofte, en dient zich bewust te zijn van zijn publieke taak, onder meer door het proces-verbaal volledig en naar waarheid op te maken.
De boa dient de hem toegekende bevoegdheden binnen het opsporingsonderzoek juist toe te passen. Kennis van zijn strafvorderlijke bevoegdheden, de grondrechten waarop deze een inbreuk maken en de algemene bepalingen uit het Wetboek van Strafrecht is daartoe noodzakelijk. Enkele begrippen uit het privaatrecht zijn binnen het kader van het toepassen van opsporingsbevoegdheden eveneens van betekenis. Hetzelfde geldt voor een aantal wettelijke regels die de boa dan wel zijn handelen beschermen.
Van de boa wordt verlangd dat hij opgespoorde strafbare feiten kan afhandelen middels het opmaken van een proces-verbaal dat kan leiden tot vervolging en behandeling ter terechtzitting. Kennis van de wettelijke eisen die aan het proces-verbaal worden gesteld, is onontbeerlijk. In dit verband dient een boa een verdachte adequaat te kunnen informeren over de mogelijke gevolgen van een proces-verbaal. Dit vergt voldoende vaardigheid in gespreks- en benaderingstechnieken en vereist enige kennis van de taken en de organisatie van de rechterlijke macht.
In bijlage C is het Examenplan Basisbekwaamheid opgenomen.
Voor veel boa’s zal verdieping en verbreding van de hierboven geformuleerde eisen noodzakelijk zijn om binnen het eigen werkverband adequaat te kunnen functioneren. De Minister van Justitie en Veiligheid kan op grond van artikel 16, tweede lid, BBO aanvullende bekwaamheidseisen stellen aan boa’s. De boa-werkgever kan tevens aanvullende eisen van vakbekwaamheid stellen aan de eigen boa’s en hen daarop (doen) examineren.
Aanvullende bekwaamheidseisen gerelateerd aan de opsporingsbevoegdheid
Alle boa’s dienen te voldoen aan de basisbekwaamheidseis zoals in de vorige paragraaf omschreven. Het kan evenwel wenselijk zijn dat bepaalde categorieën van boa’s voldoen aan aanvullende bekwaamheidseisen in verband met de complexiteit van de opsporing. Hierbij kan worden gedacht aan boa’s die werk uitvoeren dat specialistische kennis vereist of plaatsvindt in een relatief ingewikkelde handhavingsomgeving. Daarbij wordt de rol van de boa in de strafrechtelijke handhaving steeds groter en daarmee ook de wens om te komen tot een uniforme kwaliteit van de handhaving door de boa’s. Aanvullende bekwaamheidseisen die gesteld kunnen worden aan boa’s zijn onder andere de eis dat een verzwaard boa-examen dient te worden afgelegd, dan wel de eis dat een opleidingsprogramma moet worden doorlopen.
Bij het opleidingsprogramma is het mogelijk dat na het behalen van de basis-bekwaamheidseis een boa beëdigd wordt, zodat de boa gedurende het aanvullend opleidingsprogramma reeds gebruik kan maken van opsporingsbevoegdheden. Op die manier wordt duaal leren mogelijk.
De Minister van Justitie en Veiligheid bepaalt in welke gevallen een verzwaard examen dan wel een aanvullend opleidingsprogramma nodig is voor het verkrijgen van opsporingsbevoegdheden. Per domein is aangegeven of, en zo ja, welke aanvullende opleidingseisen gesteld zijn. De keuze om te komen tot aanvullende opleidingseisen en de invulling hiervan komt tot stand in nauw overleg met betrokken boa-werkgevers, direct toezichthouders en toezichthouders. Of wordt voldaan aan de aanvullende bekwaamheidseisen wordt bepaald door de examencommissie.
Een opleidingscommissie waarin toezichthouders, direct toezichthouders en werkgevers zijn afgevaardigd kan in het leven worden geroepen om namens de toezichthouder toe te zien op de inhoud en kwaliteit van een aanvullende opleiding.
Samengevat dient bij een aanvraag voor een titel van opsporingsbevoegdheid, dan wel een verlenging of wijziging hiervan, afhankelijk van welke bekwaamheidseisen gelden voor het betreffende domein, altijd te worden overgelegd:
-
− het behaalde getuigschrift boa;
-
− het behaalde diploma of certificaat van een aanvullende bekwaamheid of;
-
− de vier behaalde certificaten (waarvan niet meer dan twee theorie) Permanente Her- en Bijscholing (PHB) gericht op een domein.
De wijze waarop een buitengewoon opsporingsambtenaar binnen de eigen werkorganisatie dient te functioneren alsmede de persoonskenmerken en de beroepshouding en de voor het beroep benodigde kennis waarover hij dient te beschikken, zijn divers. Eén en ander is een verantwoordelijkheid van de werkgever van de buitengewoon opsporingsambtenaar.
Ontheffing van de bekwaamheidseis
Uitgangspunt is dat zowel bij een eerste aanvraag als bij een aanvraag tot verlenging van aanwijzing als boa aan de bekwaamheidseis moet worden voldaan. Ingevolge artikel 16, derde lid, van het BBO kan van de bekwaamheidseis ontheffing worden verleend, indien de bekwaamheid voor het uitoefenen van de opsporingsbevoegdheid op andere wijze blijkt. Voor alle ontheffingen geldt, dat boa’s hier niet automatisch ‘recht’ op hebben. De werkgever dient de ontheffing te allen tijde te ondersteunen en aan te vragen.
De ontheffingsgronden staan beschreven in bijlage H van deze beleidsregels. Eventuele specifieke ontheffingsgronden voor aanvullende opleidingen staan beschreven in de betreffende domeinen.
Bekwaamheidseisen politiebevoegdheden, vrijdheidsbeperkende middelen en geweldsmiddelen
Tijdens het uitoefenen van zijn opsporingsbevoegdheden is de boa gehouden aan de regels van het Wetboek van Strafvordering en het BBO en voor economische delicten (ook) aan de Wet op de economische delicten. Indien hem politiebevoegdheden, vrijheidsbeperkende middelen dan wel geweldsmiddelen zijn toegekend, dient hij zich tevens te gedragen overeenkomstig de regels van de Politiewet 2012, de WWM alsmede de Ai. Artikel 4, onder b, Ai bepaalt dat het gebruik van een geweldsmiddel of vrijheidsbeperkend middel slechts is toegestaan door een ambtenaar die in het gebruik van dat geweldsmiddel of vrijheidsbeperkend middel is geoefend. Voorts bepaalt artikel 5 Rwm dat de boa slechts met een wapen kan worden uitgerust indien de noodzaak van het dragen van dat wapen aannemelijk wordt gemaakt en de bekwaamheid van de boa met het wapen is aangetoond. Daarbij moet de boa die één of meer politiebevoegdheden heeft ofwel politiebevoegdheden en een vrijheidsbeperkend middel of één of meer geweldsmiddelen, voldoen aan de eisen zoals gesteld in de RTGB. In de RTGB worden regels gesteld inzake de toetsing van boa’s met betrekking tot geweldsbeheersing, aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheden en de schietvaardigheid.9
Verlenging titel van opsporingsbevoegdheid
Bij de verlenging van de titel van opsporingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 6 van het BBO wordt getoetst of de boa tijdig heeft voldaan aan alle tot aan het moment van aanvraag van de verlenging verplichte bekwaamheidseisen.
Inwerkingtredingstermijn wijzigingen eindtermen
De eisen voor de bekwaamheid zijn vastgelegd in de vorm van eindtermen, competentieprofielen of opleidingseisen. Wijzigingen ten aanzien van de regelgeving, de eindtermen, competentieprofielen of opleidingseisen kunnen worden opgenomen in de examens vanaf 6 maanden na de inwerkingtreding van de betreffende bepalingen of, indien bekendmaking voor inwerkingtreding plaatsvindt, minimaal 6 maanden na bekendmaking van de betreffende bepalingen. De eindtermen behoeven daarvoor niet te worden gewijzigd.
Stage
Omdat het onder andere mogelijk is om een volledig MBO-diploma te behalen met de opleiding Handhaver Toezicht en Veiligheid aan verschillende Regionale Opleidingscentra (ROC’s), is er de mogelijkheid om stage te lopen als boa. Immers voor het behalen van het diploma is het met goed gevolg afleggen van één of meerdere stages een verplicht onderdeel. De mogelijkheid om als boa stage te lopen geldt voor alle domeinen en kan ook in het kader van een re-integratie traject.
Het lopen van een stage met de status van buitengewoon opsporingsambtenaar is aan onderstaande randvoorwaarden gebonden:
-
• De stagiair is meerderjarig;
-
• Bij de aanvraag dient een (stage) overeenkomst te worden overgelegd waaruit de arbeidsrelatie ten behoeve van de stage tussen de persoon en de ‘werkgever’ (de partij waarbij stage wordt gelopen) blijkt;
-
• De stagiair dient te voldoen aan de bekwaamheidseisen voor het domein of aan te kunnen tonen in het kader hiervan de stage te lopen;
-
• De stagiair dient te voldoen aan de betrouwbaarheidseis;
-
• De duur van de stage dient minimaal 3 en maximaal 12 maanden te bedragen;
-
• De stagiair mag niet ter aanvulling van de reguliere boa capaciteit gebruikt worden;
-
• De ‘werkgever’ dient afspraken te maken met de dienst Justis over de inname van de akte en legitimatiebewijzen na afloop van de stage;
-
• De ‘werkgever’ dient afspraken te maken met de Politie en het Openbaar Ministerie (hierna: het OM) over de inzet van en het toezicht op de stagiair;
-
• Indien het om een stage in het kader van de MBO opleiding Handhaver Toezicht en Veiligheid gaat, dient de ‘werkgever’ (partij waarbij stage wordt gelopen) door de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) als leerbedrijf erkend te zijn, bij de erkenning wordt gelet op vigerende wet- en regelgeving, zoals bijvoorbeeld de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus;
-
• De ‘werkgever’ heeft erkende praktijkopleiders, onder auspiciën van eX:plain, in dienst;